Ga naar inhoud
E-LEARNING
CONGRESSEN
Zoeken naar:
Geaccrediteerde
Online nascholing
E-learning
Voor ergotherapeuten
Geaccrediteerd door ADAP
Afgestemd op de praktijk
Demovragen
Appel en Eelman
2020-06-12T09:01:16+02:00
Vraag 1
Meneer de Boer en zijn echtgenote zijn aangemeld door de huisarts voor ergotherapie. Meneer de Boer heeft de diagnose Alzheimer. Door de ziekte vergeet hij soms schone kleren aan te doen terwijl hij het juist belangrijk vindt om er verzorgd bij te lopen. Hij vindt het dan ook heel vervelend als anderen hem erop wijzen dat hij een vieze trui aan heeft. Samen met meneer de Boer formuleer je een doel om dit probleem op te lossen.
Welk doel is juist geformuleerd?
A. Ik loop er verzorgd bij en krijg geen opmerkingen van anderen over mijn kleding
B. Ik trek dagelijks een trui aan die in de middelste la van mijn kledingkast ligt
C. Ik trek een schone trui aan als ik constateer dat mijn trui vies is
D. Ik draag geen truien uit de wasmand zodat ik er verzorgd uit zie
Het juiste antwoord is:
B (Ik trek dagelijks een trui aan die in de middelste la van mijn kledingkast ligt)
Dit doel beschrijft concreet welk gedrag er nodig is, er worden geen moeilijke woorden gebruikt en het doel is positief. Het doel richt zich op het inslijten van gedrag waardoor er een nieuwe gewoonte kan worden ontwikkeld waar meneer de Boer later in zijn dementieproces baat bij heeft. Antwoord C (Ik trek een schone trui aan als ik constateer dat mijn trui vies is) is weliswaar positief geformuleerd maar minder concreet (waar is de trui opgeborgen?) en het vergt iedere ochtend een zekere mate van reflectie (is mijn trui vies?) wat niet realistisch is om te verwachten van iemand met een dementiebeeld. Dat maakt het op den duur geen haalbaar doel meer. Probeer samen met de oudere met dementie en de mantelzorgers doelen te formuleren die haalbaar zijn en effectief op de lange termijn.
Vraag 2
Bij meer dan 50% van de mensen die een CVA hebben doorgemaakt is het cognitief functioneren verstoord. Hierdoor ervaren zij beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten en neemt de participatie in de maatschappij af. Met behulp van strategietraining kun je de invloed van de cognitieve stoornissen op het functioneren van de cliënt verminderen. Het is aangetoond dat strategietraining gecombineerd met training van betekenisvolle activiteiten effectief is in het verbeteren van het dagelijks handelen en de zelfregulatie.
Lees hoofdstuk 4.2.8 (cognitieve revalidatie programma’s) van de
ET-richtlijn CVA
Noem een voorbeeld van strategietraining gecombineerd met training van betekenisvolle activiteiten?
A. Het inslijpen van een taak als koffiezetten in de ergotherapie oefenkeuken.
B. Memory spelen om het geheugen te verbeteren, zodat iemand zelfstandig boodschappen kan gaan doen
C. Een strategie aanleren in de eigen keuken, zoals een lijstje met een stappenplan, om de volgorde van het maken van een maaltijd te leren
D. Kruiswoordpuzzels maken om het probleemoplossend vermogen te verbeteren met als doel beter op het werk te functioneren
Het juiste antwoord is:
C (Een strategie aanleren in de eigen keuken, zoals een lijstje met een stappenplan, om de volgorde van het maken van een maaltijd te leren)
Het gaat hier namelijk om een betekenisvolle activiteit (maaltijd klaarmaken) die wordt aangeleerd middels een stappenplan (strategie) binnen de eigen context (eigen keuken). Cognitieve training met behulp van bureautaken (zoals spelletjes en/of computertaken) geven geen verbetering op de uitvoering van dagelijkse activiteiten.
Vraag 3
Mensen met een neurologische aandoening zoals Parkinson of MS kunnen last hebben van vermoeidheidsklachten. Met de Fatigue Impact Scale (FIS) kun je als ergotherapeut de invloed van de vermoeidheid op het dagelijks handelen meten. De FIS evalueert de invloed van de vermoeidheid op het fysieke, cognitieve en psychosociale functioneren in de periode 4 weken voorafgaande aan de test.
Lees paragraaf 4.3 (assessments en vermoeidheid) van de
ET richtlijn vermoeidheid
Wat is een nadeel van de FIS in vergelijking met andere assessments?
A. De FIS kan alleen worden afgenomen door ervaren en specifiek getrainde ergotherapeuten
B. De FIS bestaat uit 40 items waardoor het relatief veel tijd kost om de test af te nemen
C. De FIS is een verouderd assessment dat vooral in de jaren 90 gebruikt werd
Het juiste antwoord is:
B (Afname van de FIS neemt veel tijd in beslag)
Afname van de FIS kost in vergelijking met andere assessments veel tijd. Dat maakt de FIS in de praktijk een minder geschikte test. Bij cliënten met MS kan de afname van langdurige assessments namelijk vermoeidheidsproblemen veroorzaken. Het is aannemelijk dat bij cliënten die een CVA hebben gehad of de ziekte van Parkinson hebben, langdurige assessments ook vermoeidheidsproblemen kunnen veroorzaken. Een goed alternatief voor de FIS is de Modified Fatigue Impact Scale (MFIS). Dit is een verkorte versie van de FIS die eveneens de invloed van vermoeidheid op het fysieke, cognitieve en psychosociale functioneren meet.
Page load link
Ga naar de bovenkant